Nederlandse streeksieraden

18.12.2023

Nederlandse streeksieraden

Met gepaste trots laten wij U genieten van streeksieraden die gedurende vele jaren en met grote passie zijn verzameld en zo voor volgende generaties behouden zijn gebleven. Deze stukken uit onze collectie verdienen zonder meer een volgend leven bij collectioneurs én bij mensen met veel gevoel voor schoonheid, smaak, cultuur en traditie. Bij U wellicht?    

Onze erfenis
Denk je aan typisch Nederlandse juwelen, dan gaan de gedachten al snel uit naar ‘onze’ streeksieraden. Ze vormen een rijke en heel diverse erfenis uit de plattelands- en visserij-tradities van onze samenleving. Van here- en kleine boeren, van reders en vissers, maar vooral van hun vrouwen! En ook stedelingen deden graag mee aan deze tooi en pracht.


Vooral de negentiende en het begin van de twintigste eeuw hebben unieke juwelen voortgebracht. Dergelijke sieraden, zeker als je een aantal tegelijk in een collectie bijeen ziet, vertegenwoordigen een uniek én rijk historisch Nederlands cultuurgoed waarvoor terecht ook buiten de landsgrenzen veel belangstelling en waardering bestaan.

Onderscheid sociale klasse en religie
Deze gouden en zilveren sieraden, soms nog met diamanten bezet, werden met trots en bij verschillende gelegenheden gedragen. Zo kon men de welstand van de draagster hieraan aflezen: een gouden hoofdkap mocht (Noord Holland) alleen gedragen worden indien men meer dan 40 koeien bezat; een zilveren kap kon al bij 25 koeien. Het aantal sierlijk zwemmende zwanen (één, twee of zelfs drie), diep gegraveerd in de Walcherse voorhoofdsnaald, had eenzelfde functie, n.l. het aangeven van onderscheid naar sociale klasse en rijkdom. De dichtheid, dikte en het materiaal van de windingen aan voorhoofdsnaalden op de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden stonden eveneens voor hogere of lagere welstand. En voor de mindere man of de smalle beurs waren er toch altijd nog het koper, messing en ijzer?  

Behalve verschillen in welstand, werden ook die in godsdienst (protestants of rooms-katholiek, zoals in de Bevelandse kappen en oorijzers) en in burgerlijke staat (al dan niet gehuwd) via de sieraden zelf én in de wijze van dragen tot uitdrukking gebracht. Werd de voorhoofdsnaald van links of van rechts ingestoken? De specifieke betekenis ervan was voor de eigen omgeving wel duidelijk! En wie in de (hele of halve) rouw liep, liet dat blijken door bijv. het gouden en bloedkoralen juweel te verwisselen voor zilver, granaat en/of git. Aan dergelijke sociale codes werd vrijwel altijd streng de hand gehouden!

Regionale verschillen
Ook regionale verschillen komen in deze stukken duidelijk tot uiting. Lang niet alles werd algemeen of landelijk gedragen. Van veel stukken weet ‘de kenner’ onmiddellijk de herkomst qua landstreek, provincie (‘typisch Brabants’) en soms zelfs qua plaats aan te geven (‘Arnemuiden’, ‘St. Joos- en Nieuwland’, etc.). Gouden sieraden met pareltjes zijn doorgaans afkomstig uit kustgebieden en –plaatsen (duinstreken, Scheveningen). Meestal werden de voor een streek of zelfs plaats specifieke stukken ook door een meester aldaar vervaardigd, al waren er ook centra, zoals met name Schoonhoven, van waaruit het hele land wel werd bediend. Een bijzónder rijke historie in dit opzicht hebben vooral Zeeland, Noord-Brabant, de noordelijke provincies, en Noord- en Zuid-Holland. Maar ook Twente de IJsselstreek en het omvangrijke ‘Kampereiland’ (van Elburg tot Meppel) verdienen vermelding.
 
Praktische functie én voor de sier
In de streeksieraden waren ook wel ‘modes’ te bespeuren; oorijzers en kappen die in de loop der tijd van vormen veranderden; hangers waarvan de lengte in de tijd kon variëren; juwelen die al dan niet tijdelijk, hun populariteit verloren. Maar uiteraard werd ook veel van generatie op generatie doorgegeven en bleef daarmee ‘in beeld’.


Veel sieraden hadden allereerst een heel praktische en alledaagse functie: denk aan de keelknopen, de mutsspelden, de schorte- of faaljehaken, de schoengespen en broekstukken. Maar de meeste waren louter voor de sier, zoals de enorme gouden oorijzerhangers, soms ingelegd met gekleurde stenen, van de Vlaardingse redersvrouwen, de weergaloze kussen-, wissel- en spiegelbellen van Tholen en Noord-Beveland, de Brabantse en Zeeuwse borstzeuges, de Zeeuwse ‘rouwklokken’, de algemeen gedragen mutsenbellen of de vermaarde en populaire Friese, Westfriese en Noord-Hollandse ‘bootjeskettingen’. Soms ook hadden ze beide functies, zoals de gouden oorringen van de vissers rond de Zuiderzee (de Urker en Volendammer ‘creolen’) en in Zeeland (Tholen, Ierseke). Oorringen, bestemd voor de sier maar tegelijk als ‘begrafenis-verzekering’ in geval de op zee verdronken visser zou aanspoelen aan vreemde kust. 
  
Nederlands vakmanschap
Opvallend is de ongeëvenaard fijnzinnige techniek van het ‘draad – en cantillewerk’ in 14- en 18-karaats goud en in zilver dat Nederlandse goudsmeden met groot vakmanschap (en soms zelfs met behulp van kindervingertjes!) hebben weten te vervaardigen.

Diamond